donderdag 5 juni 2008

Uit het DAGBOEK van Anna-Maria del Campo


De dode van Niftrik

In Niftrik gaat elk jaar één iemand dood. Dan is er een begrafenis in het Maasdorpje. De mannen van het gilde dragen de kist met daarin een kameraad de kleine begraafplaats op en zwaaien hun vaandel.
Hoe verder het jaar 2008 vorderde, hoe stiller het werd in het gehucht van 550 zielen. Het was bijna juni en nog niemand overleden. Moeders hielden hun kinderen dicht tegen zich aan als ze de straat uit liepen naar de bibliobus. Elke maandag van 12.40 tot 13.40 uur, halte Kerkstraat. Ze keken wel vier keer naar links en naar rechts voor ze de uitgestorven weg overstaken.
Bedeesd hakte de buurman van de kleine begraafplaats zijn hout en stapelde het zo netjes mogelijk tegen de rood/groen geschilderde schuur in de tuin. Zijn bijl zwaaide hij steeds minder hoog de hemel in. Elke avond wierp hij een blik over de schutting. Geen vers omgewoelde aarde. De kerkklokken bleven angstwekkend stil.
Tot vorige week. Een zwarte wagen in het dorp. De vrouw van de dorpssuper – een schuur naast de boerderij in de bocht – keek op van haar stoffer en blik. Riep haar man en serveerde de koffie in een gebloemd kopje met schoteltje. Er was een dode.
De gildeleden luchtten hun uniformen en de pastoor streek zijn boord. De uitvaart verliep zoals die hoorde. Ingetogen, alle dorpelingen om het graf.
Vandaag schijnt de zon in Niftrik. Twee keer klinkt de toeter van srv-wagen De Uitkomst. Een oude man – plukjes versgemaaid gras op zijn klompen – stapt de mobiele supermarkt binnen. Briefje van twintig los in de hand.
‘Een krentenbrood én een suikerbrood?’ vraagt de winkelier verbaasd.
De klant stopt de boodschappen tevreden in een witte plastic tas.
Het is feest. De dode van 2008 is begraven. En hij was het niet.

Geen opmerkingen: