vrijdag 4 juli 2008

Uit het DAGBOEK van Anna-Maria del Campo


Op een witte fiets
naar gang 78


Ze bestaan nog. Witte fietsen. Ik ben jaren niet in park Hoge Veluwe geweest. De fietsen zijn gemoderniseerd. Kinderzitjes hebben ze ook, zie ik.
Een vriend die ik maar kort gekend heb, reed ooit op z’n witte fiets van Ottersum naar Nijmegen. Toen was de fiets van hem.
Ik ontmoette F. voor het eerst op Plein 1944. Kleine jongen met kaal hoofd. Afrikaans keppeltje op. De witte fiets aan de hand. Het was de eerste dag van mijn studentenintro. Hij was mentorpapa. Ik zie hem nog staan.
F. was zo vriendelijk mij bij hem te laten logeren. Eerstejaars meisjes moet je helpen, immers. Hij had maar één bed.
Mijn vriend bleek leukemie te hebben gehad. Vandaar dat kale hoofd. We lagen elkaar, dronken bier, aten niets en sliepen weinig. Tot de ziekte terugkwam. Keihard en onverwacht.
Als ik F. opzocht op zijn kamer op Hoogeveldt (gang 78), kon ik van buiten zien of hij er was. Die witte fiets viel goed op. Toen hij in het ziekenhuis belandde, stond het baken betekenisloos voor de flat.
F. was binnen een paar weken dood. Ik was achttien en had geen ervaring met overleden vrienden. Nog een paar keer hing ik slap in de hangmat op zijn kamer. Piekerend. Pink Floyd op de achtergrond. Zíjn muziek.
Vaak schiet F. door mijn hoofd als ik auto rijd. Omdat een van zijn nummers voorbij komt op de radio. Dan denk ik aan zijn ouders. Hoe zou het ze vergaan zijn? F. is er bijna net zo lang niet meer als hij er ooit wel was.
Het gebeurt zelden dat ik in de buitenlucht aan hem denk. Maar het voelt goed, hier tussen de hoge bomen voor de ingang van het Kroller Muller.
Even geleden fietste ik langs F’s oude huis. Het witte rijwiel was uiteraard weg. Hopelijk rijdt er ergens nog een student op rond.

Geen opmerkingen: