donderdag 25 september 2008

Uit het DAGBOEK van Anna-Maria del Campo


Bij de kapper

‘Laat het van boven maar wat langer. Een beetje warrig.’ De kapster kijkt hem in de spiegel aan. Haalt een hand door zijn dunne haar. ‘Warrig’, herhaalt ze.
Wij, de wachtenden aan de leestafel, kijken toe. We zien allemaal dat hij kalend is. Snappen direct dat het weinige haar dat hij nog heeft het voorhoofd moet bedekken. Het hoeft niet gezegd.
De studente haalt de dop van haar arceerstift en gaat weer aan het werk. Tegenover haar leest een jongen met dunne polsen Vaders en Zonen van Ivan Toergenjev. Met zes zitten we om de tafel. Hartje centrum Nijmegen. Precies zes knipstoelen voor lege spiegels in de zaak zijn onbezet. We vragen niet waarom we daar niet mogen zitten. Of waarom alle kapsters tegelijk met pauze zijn.
‘De wachttijd bedraagt een uur’, zegt het meisje aan de balie. Omdat zich een nieuwe klant meldt. Het is niet in me opgekomen, vragen hoe lang het duurt. Slimme klant, die is hier vast vaker geweest.
Wachtende zeven neemt plaats. We groeten niet. De vrouw met te lang haar kijkt op als een telefoon rinkelt. Vaders en Zonen neemt op. Het is zijn werk. ‘Ik pak even papier en pen.’ Ik wil hem mijn opschrijfblokje en potlood toeschuiven. Maar dan zou hij weten dat ik luister. Dus doe ik of ik aantekeningen maak bij mijn boek.
‘Mevrouw Del Campo?’ De tijd vliegt. Anderhalf uur voorbij en ik ben al aan de beurt.
Warm water en zachte handen op mijn hoofdhuid. Niets zo heerlijk als een kapster die je haren wast. Moest ik er een dag op wachten, dan deed ik het nog.

Geen opmerkingen: