Op de camping in Oost
Een slagboom, die ontbreekt er nog aan. Verder klopt het allemaal: we hebben pingpongende ouderen, moeders die met een glas rose in de hand hun voetballende kinderen op het veldje vergeten en vouwwagens los van trekhaken. Onze wijk in Oost is bijna een camping. Een aantal buurmannen vervult de rol van animatieteam – zonder dat de heren het weten overigens.
Ik hou de gammele klaptafel vast als mijn man zijn hamburger snijdt. Hij tilt de glazen op al ik met mijn vork de stukjes kip van het satéprikkertje op het plastic vakjesbord probeer te schuiven. De kant-en-klaarbarbecue staat op een omgekeerde bloempot in onze voortuin die ’s zomers dient als voortent.
Onze wijk telt zeventig huizen, acht verkeersdrempels, één ingang, een speeltuin en een voetbalveldje. Na het eten wandelen steevast wat stelletjes de straten door. Deden we vroeger in Frankrijk ook. ‘Even een rondje camping’’, heette dat. Je loerde wat in caravans en probeerde gesprekken bij de afwas in de toilethokken op te vangen. Ik praatte heel hard Nederlands, in de hoop dat andere kinderen het hoorden en mijn broer en mij zouden herkennen als landgenoten en adopteren als speelkameraadjes.
De buurman van schuin tegenover komt in korte broek een pak melk brengen. Gisteren geleend, de campingwinkel (Appie) was dicht. Ik schuif mijn teenslippers aan mijn voeten en stop shampoo en conditioner in een plastic tas. Met een opgerolde handdoek onder mijn arm sjok ik de straat over naar nummer 21.
‘Mag ik douchen?’
Er staat geen rij en ik hoef geen muntje in te werpen. De buurman en buurvrouw zijn zo vriendelijk mij gratis van warm water te voorzien omdat onze verwarmingsketel het gisteren heeft begeven.
Op vakantie? Nee, dat hoeft voor ons niet. Prima plekkie hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten