vrijdag 20 juni 2008

Uit het DAGBOEK van Anna-Maria del Campo


Freek werd gevonden op het spoor

Het was op een mooie zomerdag. Lui zweefde ik in mijn hangmat boven de betonnen stoeptegels van onze rijtjeshuistuin. In de laurier zoemden bijen gevaarlijk dicht bij mijn hoofd.
Telefoon.
‘Heeft u een zwartwitte kater?’
‘Nee, mijn kater is zwart.’
‘Heet uw huisdier Freek?’
‘Dat klopt.’
‘Uw telefoonnummer staat in het kokertje om zijn nek.’
Ik moest even heel snel denken. Lastig als de zon hoog aan de hemel staat.
‘Is er iets met Freek?’
‘We hebben hem gevonden op het spoor.’
‘Leeft hij nog?’
‘Nee.’
Een kwartier later kwam de Dierenambulance voorrijden. Twee potige dames in groen uniform trokken een plastic bak uit de bus. Met daarin Freek.
Als je hem zo neerlegt, is hij inderdaad zwartwit, dacht ik nog. Kopje achterover, wit befje ontbloot. Schaamteloos. De dode kater miste zijn staart en een achterpoot. Toch niet helemaal Freek.
Een van de vrouwen legde een hand op mijn schouder.
‘Wilt u hem zelf begraven of wilt u dat wij hem meenemen?’
Op mijn blote voeten stond ik voor ons huis in Nijmegen-West.
‘Neem maar mee.’
Er waren wel kosten aan verbonden.
Verslagen keerde ik terug naar de achtertuin. De hangmat bewoog nog een beetje. Ik ging in een stoel zitten en dacht aan Freek. Mijn kater en ik waren soulmates. Hij praatte tegen mij als hij in de vensterbank zat. Ik kletste terug vanaf de bank. Dan lachten we samen.
Deze week fietste ik op een avond naar mijn sportschool in West – we wonen al twee jaar in Oost. In de voortuin van een rijtjeshuis scharrelde een slank zwart katertje.
‘Freek!’, riep ik.
Zijn groene kraaloogjes lichtten op. Maar hij zei niks.
Toch voelde ik me een fractie van een seconde bijna zo gelukkig als toen.

Geen opmerkingen: